In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle

Moslims die geloven in de Beloofde Messias en Imam Mahdi, Hadhrat Mirza Ghulam Ahmad Qadiani (as)

Door: Khaqan Arain

Op 7 januari 2015 werd de wereld geschokt door de aanslag op journalisten van de Franse krant
Charlie Hebdo. De daders beweerden te handelen in naam van de Islam, omdat de krant spotprenten
maakte ter belediging van de Heilige Profeet Mohammad (Vrede zij met hem). Hoewel deze
spotprenten zeer beledigend waren voor veel Moslims, was het de daders niet gerechtvaardigd om de journalisten te vermoorden. Nergens in de Islamitische leerstellingen staat dat je iemand mag
vermoorden voor blasfemie of godslastering.

Als reactie op degenen die zich beledigend uitlaten over de islam (blasfemie) leert de ware Islam dat
men hiermee terughoudend moet omgaan. Zo lezen we in de Heilige Koran: “En de dienaren van de
Barmhartige zijn zij, die zachtmoedig op aarde wandelen en als de onwetenden hen aanspreken,
zeggen zij: “Vrede” (25:64). Tevens zegt de Koran dat Moslims in een situatie zoals met Charlie
Hebdo rechtvaardig moeten handelen: “O, gij die gelooft, weest oprecht voor Allah en getuigt met
rechtvaardigheid. En laat de vijandschap van een volk u niet aansporen, om onrechtvaardig te
handelen. Weest rechtvaardig, dat is dichter bij de vroomheid en vreest Allah, voorzeker, Allah is op
de hoogte van hetgeen gij doet.” (5:9)

Verder leert de Islam men dat je moet weglopen als iemand grof taalgebruik tegen een heilige
persoon of leerstelling gebruikt: “Wanneer gij degenen ziet, die Onze tekenen bespotten, wendt u
dan van hen af, totdat zij een ander gesprek beginnen. En als Satan het u doet vergeten zit dan niet,
nadat het in uw herinnering opkomt, met het onrechtvaardige volk bijeen.” (6:69)

Uit de overleveringen van de Hadith komen we erachter dat in de tijd van de Heilige Profeet (vrede
zij met hem) een man genaamd Abdullah bin Ubayy voortdurend beledigende uitspraken deed over de Heilige Profeet (vrede zij met hem) en hem in Medina steeds hevig tegenwerkte, hierom werd
Abdullah bekend onder de titel “leider van de Hypocrieten”.

Toen Abdullah bin Ubayy stierf, stond de Profeet (vrede zij met hem) op om zijn begrafenisgebeden
op te zeggen, maar werd door een van zijn metgezellen gevraagd: “O Boodschapper van Allah! Bidt u voor deze man, hoewel hij zus-en-zo zei op die-en-die-dag?” en “dat hij een huichelaar is!”. De
Profeet (s) negeerde zijn uitspraken en ging door met het verrichten van de begrafenisgebeden van
de gestorven man.

Het bovenstaande voorbeeld laat zien dat de Profeet (vrede zij met hem) nooit enige straf heeft
bevolen voor iemand die hem of God heeft beledigd of misbruikt; integendeel, hij ging voor hen bidden dat ze op de juiste manier geleid zouden worden.

Kortom kunnen we hieruit afleiden dat de Ware Islam leert dat er geen straf is voor blasfemie of
godslastering. De zelf verzonnen religie van de daders van de aanslagen in Parijs en andere radicale extremisten hangt af van niets anders dan geweervuur. De islam is echter niet afhankelijk van het zwaard of het geweer, noch van enige andere vorm van geweld.

De ware islam onderschrijft het eerste artikel van de Nederlandse grondwet en ook dat van de
Universele Verklaring voor de Rechten van de mens, welke vrijheid van geweten, religie en
meningsuiting garanderen. Echter moeten zulke vrijheden gepaard gaan met wederzijds respect. Deze vrijheden moeten er niet toe leiden dat we spotprenten van andermans religies en heiligen gaan maken. Recentelijk heeft president Emmanuel Macron een rechtszaak aangespannen tegen Michel-Ange Flori, die op advertentieborden spotprenten had geadverteerd waarop op politisch satirische wijze een tekening was geïllustreerd van Macron gekleed als Adolf Hitler.

De zaak is een test geworden van waar Frankrijk de grens trekt tussen vrijheid van meningsuiting en
beledigend zijn. President Macron zei een jaar geleden met betrekking tot spotprenten over de
Heilige Profeet dat hij cartoons en tekeningen niet zou opgeven, zelfs als anderen het proberen
tegen houden. Maar als het gaat om tekeningen waarin hijzelf wordt afgebeeld, betrekt hij de politie
en autoriteiten erbij. Volgens de president blijkt vrije meningsuiting te zijn als het gaat om het beledigen van meer dan een miljard Moslims, maar wanneer hij persoonlijk wordt beledigd, dan is het beledigend en onacceptabel.

Over het onderwerp van vrijheid van meningsuiting, heeft de leider van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap, Hazrat Mirza Masroor Ahmad, het volgende gezegd in zijn toespraak voor de parlementaire commissie van buitenlandse zaken in Den Haag in 2015: “Alle landen en alle mensen moeten samenkomen voor het grotere goed en zich verenigen in hun inspanningen om alle vormen van wreedheid, vervolging en onrecht die gepleegd worden uit naam van de godsdienst of op welke andere wijze ook, te stoppen. Dit omvat de bespotting van elke religie, hetgeen kan aanzetten tot frustraties en wrok en dit omvat natuurlijk ook de haatdragende activiteiten van extremistische groepen die valselijk hun kwaadaardig handelen rechtvaardigen in naam van de godsdienst.”